Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [6]Want de [7]vijand vervolgt [8]mijn ziel, [9]hij vertreedt [10]mijn leven ter aarde; [11]hij legt mij in duisternissen, [12]als degenen, die over lang dood zijn. 6. Deze woorden hangen aan het eerste vers van deze psalm. Zie vs.1. 7. Te weten, Saul met zijn aanhang. 8. Dat is, mijn leven, of persoon, gelijk hfdst.6 vs.4. 9. Dat is, hij tast mij zo hard aan dat ik nauwelijks leven in mij heb; of, hij zal mij en de mijnen haast vertreden, tenzij dat God ons uit zijne handen verlost. 10. Anders: mijn rot, mijn bende; dat is, allen die bij mij zijn. Zie hfdst.141 vs.7. 11. Dat is, hij maakt dat ik en degenen, die bij mij zijn, in duistere hoeken en gaten ons moeten verkruipen en verbergen. Want David had, met zijn krijgsvolk, zijn verblijf in een spelonk; hfdst.142 vs.1. 12. Alsof hij zeide: Wij kruipen in holen en spelonken ie en onder de aarde, gelijk zijnde dengenen, die voorlang gestorven zijn en onder de aarde begraven liggen.